De twaalfjarige Ivo woont al drie jaar met zijn gezin in Wenen. Zijn vader en broers werken op bouwplaatsen. Hun Oostenrijkse buren verachten de Joegoslavische gastarbeiders. Omdat de moeder in Kroatië thuis voor de zieke grootmoeder moet zorgen, runt Ivo in Wenen alleen het mannenhuishouden. Eenzaamheid en beledigingen van de lokale bevolking maken het kind ongelukkig. En dus besluit Ivo op een regenachtige winterdag in zijn eentje terug te keren naar zijn geboortedorp.