Julio Cesar is bijna veertig jaar oud en woont nog steeds bij zijn moeder, een Colombiaanse vrouw met een turbulente persoonlijkheid. Ze wonen als illegale immigranten aan de rand van Rome. Het tweetal deelt vrijwel alles: een huisje aan de rivier, herinneringen aan vroeger, het kleine geldbedrag dat ze verdienen bij een plaatselijke drugsdealer en de passie voor avondjes salsa en merengue. Een bestaan in de marge dat tegelijk symbiotisch en onderdrukkend is, maar ook zeer liefdevol. Het precaire evenwicht dreigt te worden verstoord door de komst van Ines, een jonge Colombiaanse die zojuist haar eerste reis als cocaïne-‘muilezel’ heeft gemaakt. Tussen verlangen en jaloezie loopt de situatie snel uit de hand, tot het punt waarop Julio drastische maatregelen zal moeten nemen op een pijnlijke reis die hem voor de eerste keer naar zijn geboorteland Colombia zal brengen.